Aflossing van een honderd jarige hypotheek, staande op de Laukens panden 1603

Onderstaande tekst van de hand van Mathieu Schuurmans is een artikel uit de "Grevenbroeker Echo's", tijdschrift van de Geschied- en Heemkundige kring "De Goede Stede Hamont" (nummer 105/2018). Wij plaatsen het met toestemming van de auteur.

Vooraf: voor een goed overzicht geven we hieronder het parenteel (eerste 5 generaties)  van de vroegste naamgenoten. 

 

 

 

Aflossing van een honderd jarige hypotheek, staande op de Laukens panden 1603

Op 9 april 1603 verschijnt Gerardt Heijmans, secretaris van de Schepenbank van Hamont voor zijn mede-schepenen als vertegenwoordiger van Servaes van Laureten van Hasselt. In opdracht van deze laatste heeft hij een openstaande hypotheek ingevorderd die stond op de goederen van Jan Laukens en op de goederen van de kinderen van Hendrick Laukens (overleden broer van Jan Laukens). Deze hypotheek bestond uit 3 mud rogge, 3 Hornse gulden jaarlijks en 3 schilden.  Dit alles voor een waarde van 308 gulden en 15 stuivers. Als bewijs heeft hij een aantal schepenbrieven waaruit het ontstaan van deze hypotheek blijkt. Deze schepenbrieven dateren uit het begin van de 16e eeuw. Tevens heeft hij een procuratie bij waarin Servaes van Laureten hem aanstelt tot zijn afgevaardigde.

Hoe is nu deze hypotheek ontstaan ?

a. De 3 mud rogge

Op 7 juli 1504 wordt er een huwelijkse voorwaarde opgesteld ter gelegenheid van het huwelijk van Laurens Laukens, zoon van Laurens Hermans en Jehenne Bruynincx, dochter van Peter Bruynincx. 

In deze huwelijksvoorwaarde wordt bepaald dat Laurens Laukens 3 mud rogge krijgt. Deze 3 mud rogge staan op de goederen van zijn vader Laurens Hermans. Op 26 november 1505, bij zijn huwelijk,  ontvangt hij deze hypotheek. Voor de 3 mud rogge krijgt hij jaarlijks een gouden Kurfurster gulden, welke een waarde heeft van 29 Brabantse stuivers.

Op 18 april 1520 verkoopt hij deze hypotheek verder. De koper is Jacob van Cortessem, de rentmeester en kastelein van Grevenbroek. Overeengekomen wordt dat Laurens de hypotheek mag aflossen voor 78 gulden. Totdat hij de hypotheek aflost betaalt hij jaarlijks een rente ter waarde van de Kurfurster gulden of 28 Brabantse stuivers. Uiteindelijk komt deze hypotheek in handen van Servaes van Laureten. 

b. De 3 schilden

Op 26 november 1505 verkoopt Jan Heytmers een hypotheek van 3 schilden aan Herman Tybots, drossard van Grevenbroek. Deze hypotheek staat op een beemt van Laurens Hermans. Deze kan de hypotheek aflossen met 48 Hornse gulden.  Ook deze hypotheek komt uiteindelijk in handen van Servaes van Laureten. 

 

 

c. De 3 Hornse gulden

Op 9 mei 1522 verkoopt Ghijs Laukens, zoon van Laurens Hermans en broer van Laurens Laukens, een hypotheek van 1 Hornse gulden jaarlijks  aan Jacob van Cortessem. Deze hypotheek staat ook op de gronden van zijn vader en kan afgelost worden met 18 Hornse gulden.  

Ook het derde broer, Hendrick Laukens, verkoopt een hupotheek aan Jacob van Cortessem. Deze hypotheek bestond uit 2 Hornse gulden jaarlijks. En kan afgelost worden met een som van 40 Hornse gulden.

Uiteindelijk zijn beide hypotheken samengevoegd en in handen van Servaes van Laureten gekomen. 

In 1603 wil Servaes van Laureten deze drie hypotheken innen van de afstammelingen van Laurens Hermans. Het totale bedrag van de 3 hypotheken bedraagt 308 gulden en 15 stuivers.  Hierbij komen nog allerlei onkosten, zoals registratie kosten en de onkosten van Gerardt Heijmans, zodat het uiteindelijk bedrag 326 gulden en 9 stuivers bedraagt. Hiervan dient Jan Laukens en de kinderen van Hendrick Laukens ieder de helft te betalen, nl; 163 gulden 4 stuivers en 3 oord. 

Jan Laukens is de kleinzoon van Hendrick Laukens, zoon van Laurens Hermans,  en de kinderen van Hendrick Laukens, broer van Jan) zijn achterkleinkinderen. Deze laatsten beschikken niet over het nodige kapitaal en hun oom Jan schiet hun deel voor. Er wordt overeengekomen dat de kinderen hun oom Jan later dit bedrag zullen terugbetalen. Zij kunnen onmiddellijk 2 ½ dukaat betalen. Ook wordt overeengekomen dat Jan een eikenboom op de goederen van de kinderen mag kappen. Uiteindelijk moeten zij nog 150 gulden aflossen.

Uit dit alles blijkt dat in 1603 de afstammelingen van Laurens Hermans nog altijd op de voorouderlijke gronden wonen.